In Der Weber wordt een typisch Drentse huisindustrie uitgebeeld. Elk Drents dorp had wel een of meer wevers. De wever zit in zijn stoel. Met zijn rechterhand houdt hij de weefboom vast en in zijn linkerhand de weefspoel die tussen de draden door moet worden geschoten. Om dat te kunnen doen moet hij de scheringdraden in twee groepen scheiden. Dat gebeurt door middel van een mechanisme dat de wever met zijn voeten bedient. Dat gaat alleen goed met kousenvoeten. De klompen die buiten de weefstoel staan zijn dan ook niet slechts een picturaal element.
De wever bekijkt zijn werk met volle aandacht, terwijl zijn echtgenote ingespannen bezig is de wol op klossen te winden. De gelatenheid van het kind dat noodgedwongen in de ruimte moet verblijven zolang de ouders bezig zijn met hun werk, staat daarmee in groot contrast.